Tara en Deborah zijn reclasseringswerkers op Bonaire, waar ze adviseur, toezichthouder en EC-specialist in één zijn. De werkstraf is bij een andere collega belegd, maar met zes collega’s nemen zij al het overige reclasseringswerk voor hun rekening. Deborah: “Ik heb negen jaar in Rotterdam gewerkt en kan wel stellen, dat het hier echt anders is.”

Gevraagd naar de verschillen barsten ze los. Deborah, die per 1 januari 2019 op Bonaire werkt, viel bij haar sollicitatiegesprek al van de ene in de andere verbazing. “Toen ze me vertelden dat ik de uitnodigingsbrieven zelf met een auto naar de cliënten moest brengen, viel ik echt bijna van mijn stoel!”, om het daarna direct te relativeren: “Maar het is eigenlijk heel goed: je ziet waar iemand woont en rijdt door de wijk, het geeft je meteen een idee van diens omstandigheden.”

Je ontkomt niet aan elkaar
Tara is nu bijna twee jaar reclasseringswerker op het eiland. Ook al kent zij het reclasseringswerk in Nederland niet zoals Deborah, zij ziet ook wel dat het er op het eiland anders aan toegaat. “Het grootste verschil is dat je de cliënten gewoon in je privétijd tegenkomt. Ze halen hun boodschappen waar jij dat ook doet, lopen op het strand waar jij ligt, staan in de uitgaansgelegenheid waar jij ook een drankje drinkt. Eén cliënt was de kapper van mijn moeder. Dat is wennen. Maar ze behandelen je altijd met respect. Groeten je, geven je soms een hand, maar dringen zich niet op.”

Ze herinnert zich één avond in een kroeg. “Een cliënt kwam naar me toe en zei: ‘Ik moet je spreken, ik kom maandag langs’. Ik vroeg hem: ‘Wat is er aan de hand, je lijkt boos.’ ‘Dat ben ik ook.’ ‘Dan gaan we nu praten, we wachten niet tot maandag.’ Ik ben met hem buiten gaan zitten en heb hem zijn verhaal laten doen. Die dinsdag sprak ik hem opnieuw en ging het veel beter. Achteraf ben ik heel blij dat ik het ter plekke gede-escaleerd heb want wie weet wat er anders gebeurd was. Dan maar even tien minuten niet stappen met mijn vriendinnen.” Om daarna nuchter op te merken: “Maar zoiets gebeurt zelden.”

Met weinig voorzieningen veel voor elkaar krijgen
Het mooiste aan het werk vinden Deborah en Tara allebei de werkalliantie die je opbouwt met cliënten. Deborah: “Je stelt je open en onbevooroordeeld op en bereikt daarmee heel veel. Een cliënt vertrouwt je en biedt je daarmee de gelegenheid echt te kunnen helpen.” En dat helpen hoeven ze op het eiland niet alleen te doen. De voorzieningen zijn minder dan in Nederland, maar ze kunnen zich richten tot organisaties als Mental Health Caribbean voor o.a. verslaafdenzorg, Jeugdzorg, de Voogdijraad, Openbaar Lichaam (de gemeente, red.) en Krusada, een organisatie die dagbesteding biedt en woningen ter beschikking stelt aan ex-gedetineerden. Het werken in de buurt is daarmee dagelijkse realiteit.

“En de lijntjes zijn kort”, benadrukt ze. “Je kent de mensen met wie je zaken doet vaak persoonlijk. In Nederland gaat veel telefonisch of via de mail en is alles vrij zakelijk. Hier nemen we wat meer tijd voor ook een privégesprekje. Zo’n relatie die je dan opbouwt betaalt zich altijd uit, mensen lopen harder voor je als je een verzoek hebt. Dat vind ik mooi.”

Veiligheid
Het respect van cliënten voor de reclasseringswerker is groot, zo benadrukken de dames. Misschien draagt het feit dat ze in uniform lopen daar wel aan bij. Toch zullen ze nooit alleen op huisbezoek gaan. Tara: “In het begin deed ik dat een keertje. Al na een kwartier kreeg ik een telefoontje van een collega, of alles wel goed met me ging. Bleken ze op kantoor toch wel onrustig te zijn. Dat doe ik dus nooit meer, dacht ik toen.”

Deborah: “Weet je wat het is, mensen wonen hier veelal samen met anderen in één huis. En wie die anderen zijn weet je niet.” Tara: “Ik ben wel eens bij een cliënt weggelopen na een huisbezoek en wierp bij verlaten van het huis nog één blik op een vriend die op bezoek was. Die bleek een enkelband te dragen. Ja, dan ben je wel blij dat je met zijn tweeën bent.”

Op kantoor echter is geen beveiliging, er zijn geen poortjes. Toch ervaren ze dat niet als onveilig. Tara: “Eén keer had ik een boze cliënt die nogal luid sprak, schreeuwde eigenlijk. Dan spitst iedereen op kantoor zijn oren, of alles wel goed gaat. Uiteindelijk heeft de directeur hem bij de receptie vriendelijk verzocht het pand te verlaten. Dat deed hij zonder morren. Dus in nood springt zelfs de directeur nog voor ons in de bres.” Glimlachend: “Dat is een fijn idee.”