Hoe dichter je op de reclassent en diens leefwereld zit, hoe beter je kunt helpen bij het afbouwen van een criminele carrière. Twee jaar geleden begon Reclassering Nederland met negen experimenten in het hele land die precies dat beoogden: nauw contact tussen reclasseringswerker, reclassent én zowel het formele als informele netwerk Zo wil de organisatie in samenwerking met partijen als de politie, de GGZ, woningbouwvereniging maar ook buurtvaders en vrijwilligersorganisaties komen tot een gezamenlijk plan om het recidiverisico te verminderen.

“Ik heb een reclassent die steeds in de problemen komt”, vertelt reclasseringswerker Jeremy Dragtenstein. “Sinds zijn vrouw zo’n vijf jaar geleden overleed maakt hij continue ruzie met iedereen, bedreigt hij buurtbewoners en heeft hij gedreigd om een aanslag te plegen in een moskee. Wat moeten we met die man, was de vraag die iedereen stelde. De bedreiging leidde ertoe dat hij bij mij terecht kwam, en toen ben ik maar eens met alle betrokkenen gaan praten. Want wat vond de wijkagent van de situatie? En de woningbouwvereniging, die erbij was gehaald vanwege de vele overlast en het buurtteam en de GGZ? De gemeente riep ons allemaal bij elkaar. Wat kunnen we doen, en wie doet wat? Vanuit de reclassering was mijn rol beperkt, hij had bij mij alleen een meldplicht. Maar samen met de wijkagent ging ik ook buiten deze verplichte gesprekken af en toe een kopje koffie doen bij de man. Hij kon dan zijn verhaal doen, we konden checken of hij zijn medicijnen had genomen, en als er een brief was binnengekomen die hij niet snapte – wat hem mateloos kon frustreren – dan zocht ik een en ander uit en koppelde naar hem terug. De kracht van dit alles was, dat iedereen wist wat zijn rol was en we allemaal vanuit onze eigen expertise konden handelen.”

Werken vanuit een strafrechtelijk kader

Algemeen directeur van Reclassering Nederland Johan Bac: “Waar veel organisaties werken vanuit een vrijwillig kader is dat bij ons anders: de rechtbank of het Openbaar Ministerie (OM) legt een reclasseringstoezicht op met daaraan gekoppeld bepaalde voorwaarden. Zoals bijvoorbeeld een meldplicht of een behandelverplichting. Dit strafrechtelijk (gedwongen) kader biedt een stok achter de deur voor reclassenten: als je je niet houdt aan de voorwaarden, dan heeft dat consequenties. Hiervan kunnen organisaties die met ons samenwerken gebruik maken; want zodra wij in beeld zijn, is er momentum.”

Interessant voor burgemeesters

Naast werken vanuit het strafrechtelijk kader werkt Reclassering Nederland ook steeds meer vanuit een bestuurlijk kader, en dat kan interessant zijn voor burgemeesters. Johan: “Burgemeesters hebben bijvoorbeeld een bestuursrechtelijke maatregel om plegers van huiselijk geweld tijdelijk uit huis te plaatsen (tijdelijk huisverbod). Wij ondersteunen die maatregel in een aantal gemeenten: we brengen de dader in beeld, kijken naar risico’s  en denken mee over herstel en veiligheid binnen het gezin.”

Er zijn ook samenwerkingsmogelijkheden voor de toekomst. “Soms worden in het kader van de Voetbalwet gebiedsverboden opgelegd bij ernstige overlast. Vanuit onze expertise op risicovol gedrag en in onze rol als frontlinie-organisatie zouden we een bijdrage kunnen leveren door toezicht te houden op de gebiedsverboden door bijvoorbeeld elektronische monitoring in de vorm van een enkelband, door het gesprek aan te gaan of door te kijken of iemand een agressie-regulatietraining wil volgen. Belangrijk is wel dat het gebiedsverbod is verankerd in het bestuursrecht , want er moet wel dwang achter zitten.”

Vrijwillig kader: de Carrouselgroep en COSA

Als derde kent Reclassering Nederland ook het werken in vrijwillig kader. Johan: “Hier worden we steeds meer op bevraagd. De organisatie heeft in de loop der jaren meerdere initiatieven in het leven geroepen die plaatsvinden in een vrijwillig kader en passen bij ‘reclasseren in de buurt’. Zo is er de Carousselgroep. Deze wekelijkse groepstraining voor mannen die betrokken zijn bij huiselijk geweld is een mooi voorbeeld van hoe gemeenten en de reclassering samen optrekken. Johan: “Bij huiselijk geweld is het belangrijk er zo vroeg mogelijk bij te zijn. Dus niet het hele strafrechtelijke proces afwachten, maar meteen de koe bij de horens vatten en aan de slag. Bij de Carrouselgroep kan dat: als op zaterdag thuis een ruzie escaleert, kunnen ze de dinsdag erna al aanschuiven. Met als voornaamste doel nieuw geweld te voorkomen. Inmiddels zijn er al Carrouselgroepen in de regio’s Eindhoven en ’s-Hertogenbosch en in Groningen We hopen dat dit aantal snel verder groeit.”

Een initiatief op de snijlijn van gedwongen en vrijwillig kader is COSA. Zedendaders die bij Reclassering Nederland onder toezicht staan (het gedwongen kader), krijgen de mogelijkheid zich hiervoor vrijwillig aan te melden. COSA bestaat uit een cirkel van professionals en vrijwilligers die zich om de zedendader vormt en die zowel helpt bij het bouwen aan een netwerk (zedendaders raken vaak geïsoleerd in de samenleving en juist dat kan leiden tot risicovol gedrag) en ook kijkt of de zedendader niet terugvalt in oude patronen. Vrijwilligers ontmoeten de zedendader wekelijks en hebben nauw overleg met de cirkel van professionals zoals de wijkagent, iemand van de GGZ én een coördinator van de reclassering.

Ik zie hoe het gaat als zijn huis een zooitje blijkt, of hij mij niet aan wil kijken

Reclasseren in de buurt

Voor alle werkzaamheden van de reclassering zijn twee zaken van groot belang: kennis van de reclassent en kennis van het gehele formele en informele netwerk. Immers: alleen als je weet hoe een reclassent  zich beweegt in een wijk kun je bijdragen aan de veiligheid van die wijk. De negen buurtexperimenten hebben bijgedragen aan deze kennis. Zo zijn er veel reclasseringswerkers die letterlijk aanwezig zijn in de buurt, actief contact houden met het netwerk en  huisbezoeken afleggen.

Reclasseringswerker Jeremy: “Ik zie pas echt hoe het met iemand gaat als ik tegenover hem zit en zijn gordijnen dicht blijven, of hij mij niet aan wil kijken, of als zijn huis een rotzooi is. Dat geeft me de informatie die ik nodig heb voor goed toezicht.” Wat ook van grote waarde blijkt, zijn de korte lijntjes. Jeremy: “Als ik iemand al zes keer heb gezien in een overleg, stap ik sneller op diegene af en andersom. En het is fijn om het nummer van de wijkagent in mijn telefoon te hebben, alsmede van mijn contactpersoon bij Fivoor, bij de GGZ en bij de schuldhulpverlening. Samen krijg je nu eenmaal meer voor elkaar.”

Aanpak van druggerelateerde criminaliteit: multidisciplinair toezicht

Ook al zijn de experimenten nu ten einde, het werken in de buurt stopt niet en ook zijn er weer nieuwe  pilots. Eén van die pilots gaat plaatsvinden binnen het meerjarenprogramma van de stad Utrecht, ‘Grenzen stellen, perspectief bieden’. Deze aanpak draait om jongeren die carrière maken in de drugscriminaliteit en heeft als focus het doorbreken van die criminele carrière én de criminele geldstromen. Hoe? Door grenzen te stellen maar tegelijkertijd perspectief te bieden, in samenwerking met veel partners. Inzetten op motivatie en het versterken van de weerbaarheid vormen het zwaartepunt.

Mariëlle Verberk, regiodirecteur van regio Midden-Noord, waar Utrecht onder valt, is nauw betrokken bij deze aanpak. “Laten we voorop stellen: met 95% van de jongeren in ons land gaat het prima. De problematiek is op veel fronten afgenomen, maar wat resteert is harder, gewelddadiger, multi-problem. Dan volstaat gewoon reclasseringstoezicht niet, maar moet je aan multidisciplinair toezicht gaan denken: in die hard cases hebben we ook de leerplichtambtenaar, ouders en de jongerenwerker nodig. We zouden als een soort COSA-kring om iemand heen willen staan, gebruik makend van zowel het formele netwerk (politie, OM, GGZ, schuldhulpverlening) als het informele netwerk. En dan is het dus zaak dat je als reclasseringswerker ook kennis maakt met bijvoorbeeld  het buurtteam, met vrijwilligersorganisaties en de imam. Dat vraagt een flinke tijdsinvestering voor ons als reclassering, die niet past binnen onze reguliere taakstelling. Maar het is doen wat nodig is, en om dit mogelijk te maken is het nodig dat we buiten de grenzen van onze taak treden. Want uiteindelijk hebben we allemaal hetzelfde doel: veiligheid in de wijk.”

Perspectief bieden

De doelgroep van deze Utrechtse aanpak zijn jongeren die nog onderaan de criminele ladder staan. Bij deze groep liggen de grootste kansen om barrières op te werpen en te voorkomen dat zij verder opklimmen. Volgens Jeremy bestaan die barrières vooral uit perspectief bieden. “Eens in de twee weken zitten we bij de gemeente met allerlei organisaties bij elkaar om te praten over de zogenaamde Top-X: jongeren die zware overlast veroorzaken, veelvuldig in contact komen met justitie en zich vooral schuldig maken aan ernstige (gewelds) zaken. We hadden het over zo’n Top-X jongere die veel inbraken pleegde. In het overleg werd duidelijk dat hij geen vaste verblijfsplaats had. Ik opperde: moeten we daar dan niet eerst iets aan doen? Het is mijn ervaring dat als een reclassent met niets anders bezig is dan overleven, je niets kunt betekenen. Dan is er teveel stress en teveel afleiding om door te kunnen dringen. Je moet perspectief bieden.” Samen met het stadsteam Backup, dat zich bezighoudt met dakloze jongeren, ging Jeremy aan de slag. De organisatie Goede Buur, die zich richt op jongeren die onder andere in een jeugdinternaat hebben gewoond, heeft regelmatig kamers beschikbaar en dat was ook nu het geval. “Doordat je al die mensen kent via dit Top X overleg schakel je snel. Die jongeman heeft nu een kamer en sindsdien zijn de politiemeldingen tot nul gereduceerd.” Zo leidt een intensieve samenwerking én gezamenlijke kennis van een reclassent tot een veiligere wijk, precies datgene wat de reclassering met ‘reclasseren in de buurt’ beoogt.

Tekst: Marlies Hofland

Bron: Burgemeester, nr 101, april 2022

Dit verhaal is geschreven voor editie 101, april 2022, van het blad 'Burgemeester', van het Nederlands Genootschap van Burgemeesters. In deze editie staat openbare orde en veiligheid centraal.