Een race tegen de klok: wat betekent de ZSM-aanpak?
Lees meer
Slachtofferbewust en herstelgericht werken is veel meer dan een contactverbod naleven of een schadevergoeding afbetalen. Het draait om stilstaan bij de gevolgen van een delict én leren omgaan met wat er is aangericht. Voor Amber, toezichthouder en adviseur bij de reclassering in Den Haag, is dat een essentieel onderdeel van haar gesprekken met daders. Tijdens de Week van Herstelrecht (16 t/m 22 november) vertelt ze hoe ze dat aanpakt en waarom het zo belangrijk is.
Amber spreekt dagelijks met mensen die voor uiteenlopende delicten zijn veroordeeld. Toch stond ze eerst niet altijd stil bij de impact van hun daden op de slachtoffers. “Bij zware zaken, zoals zedendelicten, denk je daar automatisch aan,” zegt ze. “Maar bij een inbraak in een sportkantine? Dan vergeet je soms dat die eigenaar óók een slachtoffer is.” Inmiddels is dat wel anders: als ambassadeur van slachtofferbewust en herstelgericht werken heeft ze in elke zaak aandacht voor het leed van de slachtoffers.
Dat doet ze door met daders in gesprek te gaan over wat hun daad heeft aangericht: bij slachtoffers, nabestaanden, in de eigen omgeving van de dader en in de samenleving. “Dat besef is vaak de eerste stap richting herstel. Bovendien verkleint het de kans dat iemand opnieuw de fout ingaat.” Ook houdt ze altijd rekening met de behoeften van de slachtoffers bij het opstellen van een reclasseringsadvies. Als het aan Amber ligt, krijgt slachtofferbewustzijn en herstel veel meer aandacht. “Voor daders is er al veel geregeld, maar ik denk dat slachtoffers soms nog net niet genoeg steun krijgen. Juist als daderorganisatie spelen wij daar een belangrijke rol in.”
“Confrontatie ga ik niet uit de weg. Een beetje wrijving is juist wel goed, want daar kunnen we het dan over hebben.”
Daders bewust maken van hun slachtoffers vraagt om geduld. “In het begin voelen mensen zich vaak zelf nog slachtoffer,” vertelt Amber. “Ik blijf altijd oprecht nieuwsgierig en oordeel niet. Daarom begin ik met vragen die dichtbij liggen, zoals: ‘Hoe is het voor jou om hier te zitten?’ Daarna bouw ik het langzaam op: ‘Hoe reageerden je ouders, en je vrienden?’ En: ‘Hoe denk je dat het voor het slachtoffer was?’ Uiteindelijk bespreken we zelfs de maatschappelijke impact. Zo komt langzaam het besef dat een delict ook veel indirecte slachtoffers met zich meebrengt. Pleegt je kind bijvoorbeeld een overval, dan word je daar als ouder ook op aangekeken.”
Of iemand al aan de volgende stap toe is, voelt Amber feilloos aan. “Soms is het nodig om wat te pushen, soms moet je juist eerst andere omstandigheden stabiliseren,” legt ze uit. “Iemand die zelf nog kopje onder gaat, kan niet aan een ander denken. Het blijft echt maatwerk, elke keer weer. Ook zorg ik ervoor dat ik altijd bij de zitting ben. Slachtoffers maken dan vaak gebruik van hun spreekrecht, waardoor ik de gevolgen van het delict hoor. Die informatie gebruik ik weer in mijn gesprekken met de dader.”
“Na een tijdje mag je ook best wél wat van het delict vinden,” gaat Amber verder. Voor confrontatie is ze niet bang, want weerstand hoort er soms gewoon bij. “Een beetje wrijving is juist wel goed, daar kunnen we het dan over hebben,” zegt ze. “Als iemand fel reageert, vraag ik bijvoorbeeld: ‘Waarom vind je die vraag zo vervelend?’ Dat doe ik nooit om iemand aan te vallen, maar omdat ik die persoon goed wil begrijpen.”
Als dader en slachtoffer contact willen, onderzoekt Amber wat er mogelijk is. “Daarvoor werken we nauw samen met Perspectief Herstelbemiddeling, Slachtofferhulp Nederland en Mediation in strafzaken,” legt ze uit. “Die samenwerking is voor ons echt essentieel. Bij Perspectief Herstelbemiddeling melden wij iemand aan en begeleiden zij het traject naar herstel, dat op verschillende manieren kan plaatsvinden. De lijntjes zijn kort: we horen hoe het is gegaan en welke doelen centraal staan. Ook ons contact met de politie is heel goed. Bij een locatieverbod bijvoorbeeld horen we precies hoe dat wordt nageleefd.”
Toch valt er nog winst te behalen, vindt Amber, vooral als het gaat om herstel tussen dader en slachtoffer. “Sommige slachtofferorganisaties zijn vooral betrokken rondom de rechtszaak, maar dan is het vaak nog te vroeg voor contact,” zegt ze. “Een jaar later kunnen beide partijen er heel anders in staan, maar dan ontbreekt soms de regie. We moeten elkaar blijven vinden, juist ook halverwege of aan het eind van het reclasseringstoezicht.”
“Ik vroeg: ‘En je moeder dan? Heeft zíj hier ook voor gekozen?”
“Er zijn veel bijzondere momenten in mijn werk,” zegt Amber. “Zo zat ik eens tegenover een jongen uit de onderwereld, veroordeeld voor een zware mishandeling. Een van de eerste dingen die hij zei was: ‘Ik weet waarvoor ik heb gekozen en ik draag de gevolgen, want ik ben een man.’ Maar dat maakte het juist ingewikkeld, want op het moment van het delict was hij pas twaalf. Kun je op die leeftijd bewust kiezen voor zo’n leven? Hij zat rotsvast in de overtuiging dat de dood de enige uitweg uit het criminele circuit was. ‘Als ik over een jaar word doodgeschoten, dan is dat wat het is,’ zei hij. ‘Het hoort bij mijn leven.’”
Toen Amber hem vroeg: ‘En je moeder, heeft zij hier ook voor gekozen?’ werd hij eerst boos: ‘Begin niet over mijn moeder!’ Maar uiteindelijk begon hij te huilen. “Dat was heel bijzonder,” zegt ze. “Dat zijn ouders het ook zwaar hadden met zijn daad, had hij zó diep weggestopt. En het besef dat zijn slachtoffer misschien, net als hij, ook maar op jonge leeftijd het circuit in was gerold, kwam pas later. Heel langzaam begeleidde ik hem naar een gesprek met zijn ouders over wat er was gebeurd. Doodeng vond hij dat, maar het gesprek ging heel goed en was een grote stap voor het herstel van hun relatie. Ook voor dit soort momenten doe je het.”
“Het is niet altijd zo’n succes,” benadrukt Amber. “Maar dat weerhoudt me er niet van om het in elke zaak opnieuw te proberen. Als ik zelf slachtoffer was, zou ik ook willen dat iemand dit soort vragen aan míjn dader stelt. Dat maakt deze manier van werken onmisbaar voor mij.”
Lees meer
Lees meer