Naar de navigatie

“Een veilige setting bieden, zodat ze open kunnen praten over hun seksualiteit.” Willeke houdt toezicht op zedendaders.

“Van het gedrag heb ik afkeer, niet van de mens. Het is belangrijk dat zij zich gezien en gehoord voelen. Dat helpt om nieuwe slachtoffers te voorkomen”, vertelt Willeke. Ze is reclasseringsmedewerker Toezicht in Amsterdam en begeleidt zo’n 20 zedendaders.

Meteen maar een misverstand uit de lucht: dé zedendader bestaat niet, benadrukt Willeke. “Het is zeker niet een vies mannetje in de bosjes. Mijn cliënten zijn heel verschillende mannen* van allerlei leeftijden en achtergronden en met uiteenlopende delicten. Dat varieert van beelden van online kindermisbruik downloaden tot een verkrachting tijdens een date of kindermisbruik binnen de familie. Zedendaders zijn vaak dichterbij dan je denkt. Niet om iemand bang te maken, maar om te laten zien dat het meestal hele normale mensen zijn.”

Risico’s continu volgen

Willeke begeleidt zowel zedendaders die na hun gevangenisstraf een reclasseringstoezicht opgelegd kregen als zedenverdachten die in afwachting van hun rechtszaak thuis verblijven met bijzondere voorwaarden. “Door het hele traject wordt continu het risico op herhaling gevolgd. Dat gebeurt al op het politiebureau, tijdens hun behandeling en ook tijdens onze begeleiding. We gebruiken daarvoor de Static, Stable en Acute (SSA). Dat is een wetenschappelijk onderbouwd hulpmiddel dat wereldwijd het meest wordt gebruikt voor deze daders. Daarmee toetsen we doorlopend of er factoren in iemands leven veranderen die een risico geven op delictgedrag.”

“Deze mensen worstelen zelf vaak al jaren met hun seksuele voorkeuren en kunnen daar met niemand over praten. Of ze raken hun netwerk of familie kwijt na een veroordeling. Dat is zorgelijk.”

Het belang van een sociaal netwerk

Een van de risico’s waardoor zedendaders in herhaling vallen, is eenzaamheid of het gebrek aan een sociaal netwerk, vertelt Willeke. “Deze mensen worstelen zelf vaak al jaren met hun seksuele voorkeuren en kunnen daar met niemand over praten. Of ze raken hun netwerk of familie kwijt na een veroordeling. Dat is zorgelijk. Als ik merk dat iemand sociaal geïsoleerd is, vraag ik bijvoorbeeld de wijkagent om wat vaker bij die persoon langs te gaan om een oogje in het zeil te houden. Of ik vraag zijn behandelaar om daar op in zetten. De meeste zedendaders volgen namelijk een behandeling om te werken aan gedragsverandering en om hun risico’s te leren herkennen. In toezichttrajecten werken we veel samen met andere organisaties.”

Oog voor de mens en het delict

“Echt contact maken is de basis van elk toezichtstraject, maar zeker bij zedendaders.” Dat betekent veel luisteren en praten. Over praktische zaken, maar ook over gevoelige onderwerpen, zoals het delict, en over seks en seksualiteit. “Als ik beter weet welke rol seks speelt in iemands leven, hoe vaak iemand ermee bezig is of wat iemands vrouwbeeld is, kunnen we samen werken aan haalbare doelen.” Een veilige setting is daarbij essentieel. “Het gaat erom de mens te blijven zien achter het delict, zonder het gepleegde feit uit het oog te verliezen. Mijn werk draait om de balans daarin.”

Dat dat soms best lastig is, legt Willeke uit met een voorbeeld. “Stel ik begeleid iemand die leraar is en die wordt verdacht van grooming*. Niet met leerlingen van school, maar in een andere setting. Ik kan niet zomaar de school daarover informeren, vanwege privacywetgeving. Ik probeer dan die persoon te bewegen om een andere baan te zoeken. Dat vraagt veel van iemand. De andere kant is dat een zinvolle daginvulling ook heel belangrijk is om herhaling te voorkomen. Dus de baan opzeggen is één, een andere baan vinden in een minder risicovolle omgeving is dan automatisch twee. En hoe leg je zo’n ‘carrièreswitch’ aan je omgeving uit? Dat is voor de verdachte nog het allermoeilijkste. Ook daarbij ondersteunen we hem.”

Digitale sporen controleren

Een toezichttraject draait niet alleen om gesprekken. Het kan ook zijn dat de cliënt moet meewerken aan de controle van gegevensdragers. Speciaal opgeleide controleurs van de reclassering voeren zulke controles uit. “Iemand kan zeggen dat hij niet meer zoekt naar beelden van seksueel misbruik van minderjarigen , maar als zijn laptop of telefoon andere dingen laat zien, dan gaan we in gesprek: wat maakte dat hij hier toch weer naar zocht? Samen met zijn behandelaar kijken we dan hoe we verder kunnen werken aan gedragsverandering.”

Klein succes, grote impact

Soms kan een klein succesmoment een grote impact hebben. Willeke herinnert zich een cliënt met een seksuele voorkeur voor kinderen, die sociaal geïsoleerd was. Familie of vrienden die naar hem omkeken, had hij niet. “Hij werkte al jaren bij hetzelfde bedrijf, maar deed nooit mee aan collega-activiteiten, uit angst dat ze achter zijn geheim zouden komen. Toch heb ik hem stap voor stap zo ver weten te krijgen dat hij een keer mee ging op teamuitje. Daaruit is een vriendschap ontstaan met een collega. Voor het eerst kon hij iemand in vertrouwen nemen. waarmee hij uiteindelijk ook over zijn problemen kon praten. Dat heeft hem enorm geholpen.”

“Het loopt niet altijd zo positief”, geeft Willeke toe. “Maar dit soort doorbraken maken mijn werk extra betekenisvol. Dat je de mensen die eigenlijk zo min mogelijk contact met anderen willen, toch open weet te krijgen. Het is de crux om nieuwe slachtoffers te voorkomen.”

– Zedendaders met een reclasseringstoezicht zijn vooral mannen (97%).
– Grooming is online kinderlokken met als doel seksueel misbruik.