"Jongens, als ze achter slot en grendel verdwijnen, worden ze daar niks beter van, kunnen we niet iets anders bedenken?" Vijftig jaar geleden leidde deze vraag van advocaat Dancker Cornelis de Kempenaer aan zijn toen nog jonge collega’s Paul Plochg en Jos Huver tot wat achteraf beschouwd kan worden als de intrede van de werkstraf in Nederland. Want hoewel de taakstraf pas in 1989 in het wetboek van strafrecht is opgenomen, heeft de uitspraak door politierechter Chris Rommerts op 8 december 1971 in de zaak van de Arnhemse ‘ijzervlechterszaak’ het fundament gelegd voor de ontwikkeling van de werkstraf zoals we die vandaag de dag kennen. We spreken met Paul Plochg en Jos Huver, nu beiden 80 jaar, over hun rol in deze - achteraf gebleken – historische strafzaak.

Het begint allemaal op 11 november 1971 wanneer de jonge en potige ijzervlechters Huub, Theo en Gerrit na een dag werken gezamenlijk in de auto naar huis rijden. Paul Plochg licht toe: “Zij konden het niet zo waarderen dat een bromfietser hen – naar hun mening -  opzettelijk de weg versperde. Daarop hebben ze hem klemgereden, zijn ze uitgestapt en hebben hem ook op fysieke wijze laten weten dat dit toch niet de bedoeling was. Omdat omstanders hun nummerbord hadden genoteerd, mochten zij daarna zelf brommen in het huis van bewaring.”

Een goed idee

Jos Huver: “We hadden piketdienst toen deze zaken zich aandienden. Ik kreeg Gerrit toegewezen. Paul werd de advocaat van Theo.” De Kempenaer ontfermde zich over Huub en doet bij zijn jonge collega’s het voorstel de zaken eens heel anders aan te pakken. De ijzervlechters kunnen beter wat nuttigs doen bij een niet commerciële instelling en daar wellicht ook nog wat van opsteken dan simpelweg maar zitten, is kort samengevat zijn idee. Huver en Plochg vinden het een goed idee. Een week later stonden ze voor politierechter Rommerts. “Hij vroeg ons, hoe stellen jullie je dat dan voor?”, vertelt Jos Huver. “Wij antwoordden dat we dat nog niet helemaal hadden uitgewerkt, omdat we maar een week hadden gehad. Daarop gaf Rommerts ons nog een week om met een plan te komen” De drie advocaten gaan meteen aan de slag en vinden in hun netwerk voor ieder een geschikte non profit instelling. Een sterk staaltje projectwerving, zouden we heden ten dage zeggen.

Een week later, op 8 december 1971, staan de advocaten weer voor Rommerts. Die gaat akkoord met het plan. In zijn vonnis staat kort samengevat dat de jongens een gevangenisstraf krijgen van 90 dagen, met aftrek van 25 dagen voorarrest en dat zij de overige dagen niet hoeven uit te zitten als zij zes weken aaneengesloten, of drie maanden lang in de weekenden werken in de door de advocaten aangedragen instellingen.

Geen applaus

Rommerts hoeft hier overigens niet op applaus te rekenen van zijn collega’s. Paul Plochg: “De vice president van de rechtbank was tijdens de zitting aanwezig en liet hem merken dat dit toch niet de bedoeling was. Rommerts is standvastig geweest, liep zijn tijd vooruit en heeft eigenlijk nooit de erkenning gekregen die hij verdiende.” Omdat dit allemaal nieuw is moet er juridisch het een en ander uitgezocht worden. De officier van justitie is fel tegen en gaat in hoger beroep. De zaak gaat naar het Hof en na wat heen en weer geschuif in juridische procedures wordt uiteindelijk het vonnis vernietigd. Evengoed blijft per saldo de uitspraak voor Huub, Gerrit en Theo hetzelfde: zij hoeven niet meer te zitten. 

Schutting

De ijzervlechters gaan aan de slag en ervaren hun tewerkstelling verschillend. Theo meldt zich na enige weken ziek en haakt uiteindelijk af. Huub en Gerrit werken naar tevredenheid en volgens afspraak bij hun instellingen. Met name Gerrit was enthousiast. Hij schrijft over zijn werk in ’s-Koonings Jaght: ‘Het was alsof ik over een schutting keek, ik zag een wereld die ik nog niet kende.” Er was bij Gerrit ook sprake van wat tegenwoordig een goede match tussen werkgestrafte en extern project zou heten. Jos: “ Hij werkte bij een schitterende keukenbaas. Een nuchtere kerel die hem goed kon begeleiden. Echt een werkmeester.” Jos zegt het zonder zich te realiseren dat vijftig jaar later werkmeester de officiële functietitel is voor degenen die werkgestraften begeleiden op groepsprojecten van de reclassering.

'Hoe kom ik daar zo vroeg?'

Ook heeft Jos nog eigenhandig een steentje bijgedragen aan het welslagen van Gerrits werkstaf:” ’s-Koonings Jaght lag in de bossen. Gerrit moest om zeven uur beginnen. Hij had geen auto vroeg me: ‘Hoe moet ik daar komen zo vroeg?’ Ik ben toen in alle vroegte vanuit Nijmegen naar Arnhem gereden in mijn “Deux Chevaux” (Citroën 2CV, red). Hij stond keurig op tijd klaar en ik heb hem gebracht.” Het toont de betrokkenheid van Jos, want zijn vrouw was hoogzwanger en kon elk moment bevallen. “En mobiele telefoons hadden we nog niet”, licht hij met een glimlach toe. Jaren later betoonde Gerrit nog publiekelijk zijn dank. Hij had Jos uitgenodigd op zijn bruiloft, vroeg hem op het podium en riep vervolgens de zaal toe: En dit is de man die mij uit de gevangenis heeft gehouden!”

Noodzakelijk kwaad

Terugkijkend zijn Huver en Plochg nuchter over hun aandeel en leggen zij de credits vooral bij de Kempenaer, die met het idee kwam en de vooruitstrevende Rommerts die ondanks de nodige kanttekeningen van collega’s toch meeging. “Het is eigenlijk toeval dat wij hierbij betrokken zijn geraakt, maar we waren wel gelijk enthousiast voor het plan om iets anders te verzinnen dan gevangenisstraf. Dat paste heel goed bij onze zienswijze, en nog steeds”, vertelt Paul Plochg. “Want gevangenisstraf is eigenlijk een noodzakelijk kwaad. Er zit natuurlijk ook een element in van genoegdoening en vergelding voor slachtoffers, maar meestal wordt men er niet beter van.”

Mooi om te zien

Toch is er ook wel iets van trots te bespeuren bij de heren. Jos Huver: “Het is wel mooi om achteraf te zien dat deze zaak een proces in gang heeft gezet dat uiteindelijk heeft geleid tot de wettelijke erkenning van de taakstraf.” En zo maakte de inzet en bevlogenheid van drie advocaten en een standvastige politierechter vijftig jaar geleden de weg vrij voor de hedendaagse praktijk met jaarlijks ongeveer 30.000 werkstraffen, waarbij werkgestraften ongeveer 2 miljoen uren nuttig werk terug doen voor de maatschappij.

In onderstaande video kun je Plochg en Huver ook zien en horen vertellen over hoe zij deze zaak ervaren hebben.

05:20

De werkstraf in Nederland: een historie van 50 jaar