Naar de navigatie

Kamerbrief 'Bijdrage commissiedebat Gevangeniswezen d.d. 12 maart 2025'

Onderstaande tekst is overgenomen uit de brief die de reclassering 6 maart 2025 stuurde aan de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Geachte leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid,

Op 12 maart 2025 spreekt uw commissie met de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het gevangeniswezen. Met deze brief draagt de reclassering graag bij aan dit debat.

De capaciteitsproblemen in het gevangeniswezen zijn onverminderd groot, ondanks de door de staatssecretaris aangekondigde maatregelen. Het is wrang dat als gevolg van de ‘code zwart’ bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) gedetineerden eerder worden heengezonden. Niet alleen betekent dit dat rechterlijke vonnissen niet (volledig) worden uitgevoerd, het kan ook een hard gelag zijn voor slachtoffers. Ook voor professionals in de strafrechtketen is het krom dat veroordeelden met een onherroepelijk rechterlijk vonnis niet de gevangenis ingaan. De geloofwaardigheid van de rechtsstaat – en het sanctiestelsel in het bijzonder – is in het geding. Vanuit de missie om met daders te werken om slachtoffers te voorkomen, voelt de reclassering een morele verplichting om een bijdrage te leveren aan het debat over noodmaatregelen voor de korte en structurele maatregelen voor de lange termijn. Wij steunen dat de staatssecretaris met maatregelen komt om erger te voorkomen. Dat de staatssecretaris hard werkt aan capaciteitsuitbreiding, lenigt helaas niet de acute noodzaak voor maatregelen. In het besef dat altijd pijnlijke keuzes gemaakt moeten worden, nemen wij daarin onze verantwoordelijkheid.

Noodmaatregelen voor de korte termijn

Met de uitgangspunten dat rechterlijke vonnissen uitgevoerd moeten worden en substantiële capaciteitsuitbreiding op korte termijn niet reëel is, is het versnellen van de uitstroom bij DJI de enige mogelijke en effectieve oplossing. Voor zover de uitstroom vanuit reguliere detentie naar een Beperkt Beveiligde Afdeling of naar forensische zorg niet vergroot kan worden, blijft een tijdelijk noodventiel noodzakelijk. De reclassering acht daarbij van belang dat 1) de relatief kort gestraften daarvoor primair in aanmerking komen en 2) dat altijd sprake is van voorwaarden.

Concreet stelt de reclassering voor om gedetineerden met een gevangenisstraf van maximaal een jaar in aanmerking te laten komen voor kortdurende voorwaardelijke invrijheidstelling, naar analogie van veroordeelden die lang vastzitten. Daarbij kan naast de algemene voorwaarde (geen nieuwe strafbare feiten plegen) – afhankelijk van de duur ervan – invulling gegeven worden aan bijzondere voorwaarden. Zoals een meldplicht bij de reclassering, een locatieverbod (ter bescherming van slachtoffers) of bij langere duur een toezicht van de reclassering, al dan niet in combinatie met elektronische monitoring.

Het wringt dat uitsluitend de langer gestraften voor voorwaardelijke invrijheidstelling in aanmerking komen. Omdat 90% van de gedetineerden korter dan een jaar zit, is het potentieel van ons voorstel groot. Daarmee wordt dus voorkomen dat de langer gestraften eerder vrijkomen.

De reclassering kan zich voorstellen dat de Regeling tijdelijk verlaten inrichting (Rtvi) zodanig wordt gewijzigd dat als tijdelijke noodmaatregel en naar analogie van de voorwaardelijke invrijheidstelling wordt geregeld dat veroordeelden met een gevangenisstraf van maximaal een jaar het laatste deel van hun straf onder voorwaarden in vrijheid kunnen worden gesteld. Dit deel kan – afhankelijk van de krapte bij DJI – begrensd worden in het gedeelte van de straf (bijvoorbeeld 1/3e) en/of een absolute duur (bijvoorbeeld 2 maanden).

Is dit een ideale oplossing? Nee. Maar wel reëel en noodzakelijk. Het voorkomt dat zolang de capaciteitsproblemen zich blijven voordoen de termijnen voor heenzending steeds moeten worden verlengd, dat langer gestraften ook hiervoor in aanmerking komen én dat gedetineerden zonder voorwaarden vrijkomen. Vrijheidsbeperking leidt bovendien aantoonbaar tot substantieel lagere recidive, Uit onderzoek blijkt dat vrijheidsbeperking leidt tot een lagere recidivefrequentie van 76-81 procent over een periode van vijf jaar ten opzichte van een korte gevangenisstraf (bron: Wermink e.a. (2022)). Een oude vraag opnieuw onderzocht: effecten van korte gevangenisstraffen ten opzichte van niet-vrijheidsbenemende straffen op recidive op basis van een instrumentele variabele benadering. Tijdschrift voor Criminologie, 64(2), 147-169.) Uit onderzoek van het WODC blijkt dat iets langere niet-vrijheidsbenemende straffen even zwaar worden ervaren als korte vrijheidsstraffen (bron: WODC Cahier 2023-7. Korte vrijheidsstraffen. Een literatuuronderzoek naar het bereiken van strafdoelen met korte vrijheidsstraffen ten opzichte van andere straffen. Ten slotte sluit het aan bij de wettelijke systematiek en de bestaande strafrechtspraktijk. Het biedt daarmee naar ons oordeel een bruikbaar alternatief voor het capaciteitsverlof, dat de staatssecretaris naar aanleiding van de motie-Bruyning c.s. (24 587, nr. 988) heeft beëindigd.

Ook met een tijdelijke noodmaatregel waarmee de uitstroom op verantwoordelijke wijze kan worden versneld, zal nog sprake zijn van een grote voorraad zelfmelders. Met de blijvende druk op de capaciteit van DJI zal deze voorraad niet snel weggewerkt kunnen worden. Niet alleen komen delict en straf daarmee steeds verder van elkaar af te staan, het risico op verjaring wordt steeds groter. Om dit te voorkomen, stelt de reclassering voor om de mogelijkheid te creëren openstaande gevangenisstraffen van zelfmelders tot een bepaalde maximale duur (bijvoorbeeld van vier weken) om te zetten in een werkstraf. Te beginnen bij de gevangenisstraffen die het eerst dreigen te verjaren. Hiermee voorkomen we dat veroordeelden straffeloos blijven en wordt ruimte gecreëerd voor de tijdige tenuitvoerlegging van de langere gevangenisstraffen zodra de capaciteit daarvoor weer beschikbaar is.

De reclassering is graag bereid om met de staatssecretaris en betrokken ketenpartners deze voorstellen nader uit te werken. Daarbij zal nadrukkelijk naar de uitvoeringsconsequenties gekeken moeten worden. Een substantiële toename van het aantal toezichten en werkstraffen zal immers ook door de reclassering moeten kunnen worden opgevangen. Omdat de uitvoeringskosten van toezichten en werkstraffen fors lager liggen dan de uitvoeringskosten van gevangenisstraffen, zal een benodigde investering naar verwachting substantieel lager liggen dan als de straffen als gevangenisstraf ten uitvoer gelegd zouden worden.

Structurele maatregelen voor de langere termijn

Van groot belang is dat parallel aan de inzet van tijdelijke noodmaatregelen wordt gewerkt aan structurele maatregelen. Hoopgevend is dat zowel het kabinet als de Kamer werkt aan uitbreiding van de gereedschapskist van de strafrechter. Het mes snijdt hier aan twee kanten. Ten eerste mag worden aangenomen dat het vergroten van de gereedschapskist zal leiden tot het opleggen van meer vrijheidsbeperkende sancties in plaats van kortdurende gevangenisstraffen. Ten tweede leidt het opleggen van vrijheidsbeperkende sancties aantoonbaar tot substantieel minder recidive dan korte gevangenisstraffen. Met andere woorden: er zullen minder daders gestraft hoeven worden. Hierbij is niet alleen DJI gebaat, maar ook de verdere strafrechtketen en bovenal: de samenleving.

De invoering van de vervangende taakstraf bij een onbetaalde geldboete is hiervoor een goede, eerste stap. We roepen de Kamer op om in te stemmen met het amendement-Sneller c.s. (36 636, nr. 12) dat dit regelt. Hiernaast vragen we de Kamer om steun voor de kabinetsmaatregelen voor ‘Straffen op Maat’ en het initiatiefwetsvoorstel ‘Slimmer Straffen’ van de leden Sneller (D66), Six Dijkstra (NSC) en Boswijk (CDA).

Met vriendelijke groet,

mede namens Stichting Verslavingsreclassering GGZ en Leger des Heils Reclassering,

Johan Bac, algemeen directeur Reclassering Nederland