Onderzoek naar vervangende werkstraf biedt perspectief

Mensen die hun geldboete niet kunnen of willen betalen, moeten niet meer de cel in maar een werkstraf opgelegd krijgen. Vorig jaar zomer zei onze directeur Johan Bac in de Volkskrant: ‘Je kan beter als werkstraf wortels plukken, dan in de cel op je kont zitten’. Naar aanleiding van dit pleidooi nam de Tweede Kamer in grote meerderheid een motie van D66-Kamerlid Groothuizen aan, waarin de regering werd verzocht te onderzoeken of – naast de bestaande vervangende hechtenis – een vervangende werkstraf kan worden ingevoerd. De drie reclasseringsorganisaties (3RO) zien in het onderzoek veel aanknopingspunten voor een wetswijziging die een vervangende werkstraf mogelijk maakt bij het niet betalen van strafrechtelijke boetes.

Iets terugdoen voor de maatschappij

Omdat de niet betaalde boetes meestal laag zijn (minder dan 200 euro) leidt dit tot zeer korte vervangende gevangenisstraffen: 50 procent duurt een of twee dagen, 75 procent is korter dan zes dagen en 94 procent is korter dan twee weken. De (negatieve) gevolgen hiervan zijn niet altijd duidelijk. Toch laten wetenschappelijke studies zien dat de kans op recidive ook al toeneemt als mensen heel kort (minder dan 14 dagen) gedetineerd geweest zijn. De kans op recidive is 47% lager na het voltooien van een werkstraf dan na een (korte) gevangenisstraf.  Johan Bac: “Een werkstraf draagt bovendien bij aan boete doen, meedoen en terugdoen. En het levert de samenleving rechtstreeks nut op. Jaarlijks voeren werkgestraften bijna 30.000 werkstraffen uit, goed voor bijna twee miljoen uren onderhoudswerk bij gemeenten en maatschappelijke instellingen, beheer van de openbare ruimte, natuurbeheer en werkzaamheden in de zorg en bij voedselbanken.”

Hoge kosten

De onderzoekers concluderen verder dat de vervangende (korte) gevangenisstraffen nauwelijks bijdragen  aan het bereiken van de algemene strafdoelen maar wel hoge kosten met zich meebrengen voor de samenleving. Veroordeelden tot een geldboete in 2019 en 2020 zaten samen 47.154 dagen vervangende hechtenis uit. Dat komt neer op een totaal opgelegd bedrag aan boetes van nog geen drie miljoen euro. De gevangeniskosten voor deze groep kwamen neer op ongeveer veertien miljoen euro. Wanneer de onbetaalde boetes door middel van een vervangende werkstraf waren voldaan, zouden de kosten ongeveer twee miljoen euro zijn.

Opnemen in de wet

De onderzoekers pleiten ervoor om de mogelijkheid tot het opleggen van een vervangende werkstraf naast de vervangende hechtenis in de wet op te nemen, zodat de rechter ervoor kan kiezen een of beide opties in het vonnis op te nemen. Ze onderkennen dat de uitvoering ervan niet makkelijk zal zijn. Gezien de complexiteit van de doelgroep zijn volgens de onderzoekers extra investeringen nodig om de vervangende werkstraf effectief uit te voeren. De reclassering onderstreept deze gedachte. Johan Bac: “De doelgroep die niet kan of wil betalen is meestal complex. Vaak heeft het te maken met bijbehorende problematiek zoals schulden, verslaving, verstandelijke beperkingen en psychische problemen. Het is daarom belangrijk dat we bij deze groep vooral ‘slim straffen’ in plaats van hard straffen. Dat vergt extra inspanning en maatwerk van de reclassering. Maar dat zijn we gewend, omdat we deze doelgroep natuurlijk veel vaker tegenkomen in ons reclasseringswerk. Daarnaast is er ook altijd een groep die doelbewust niet wil betalen. Maar wellicht schrikt een vervangende werkstraf deze groep meer af dan een vervangende celstraf omdat ze dan daadwerkelijk aan de bak moeten.”

Vervolg en uitkomsten

Het onderzoek is met een beleidsreactie van de minister voor Rechtsbescherming aan de Tweede Kamer aangeboden. De  vervolganalyse wordt gedaan door het Ministerie van J&V in samenspraak met de Raad voor de rechtspraak (Rvdr), het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) en de drie reclasseringsorganisaties (3RO). Naar verwachting worden in de eerste helft van 2022 de uitkomsten gepubliceerd.

Geplaatst op 1 januari 0001